BREEAMScore

Gerenoveerd in 2022 (installatiepaviljoen)

Energielabel

Vloeroppervlak (NVO)

Bouwjaar

12.680m2
1971

Monitor-Energietransitie

Elektriciteit (kWh)

Aardgas (m3)

Aardgas

Een Nederlands huishouden verbruikt gemiddeld zo’n 1.254 m3 aardgas per jaar (Bron: Nibud). Dit wordt hoofdzakelijk gebuikt door de cv-ketel voor het verwarmen van het huis en warm tapwater. Slechts een klein aandeel wordt gebruikt voor het koken. Het aardgasverbruik van de universiteit kan worden opgedeeld in twee groepen.

  • Het aardgasverbruik door studenten en medewerkers voor onderzoeks- en onderwijsdoeleinden, zoals in de laboratoria of de douches in het USC (gebruikergebonden verbruik).
  • Het aardgasverbruik voor de verwarming van gebouwen van de universiteit (gebouwgebonden verbruik). Dit is het overgrote deel.

Energiegebruik totaal (kWh)

Energiegebruik totaal

In deze grafiek wordt het energiegebruik weergegeven in kWh. We spreken dan ook wel van ‘finale energie’. Gebouwen kennen doorgaans twee dominante energiedragers: elektriciteit en aardgas. In een aantal gebouwen wordt kan echter ook gebruik worden gemaakt van stadswarmte of WKO warmte en/of koude. In de meeste gevallen wordt dan geen gebruik meer gemaakt van aardgas. De vershillende energiedragers vormen samen het totale energiegebruik van een gebouw. Ter vergeijking, gemiddeld gebruikt een Nederlands huishouden zo’n 14.894 kWh energie per jaar(Bron: Nibud).

Stadswarmte (GJ)

Stadswarmte

Gemiddeld gebruikt een Nederlands huishouden dat aangesloten is op een stadswarmtenet jaarlijks zo’n 35 gigajoule aan warmte (Bron: Milieu Centraal). De warmte wordt gebruikt voor de centrale verwarming en warm tapwater uit de kraan en douche. Koken vindt plaats op inductie, doordat een gasaansluiting hier doorgaans ontbreekt.

De universiteit zet stadswarmte primair in voor verwarming van gebouwen. Een klein aandeel wordt gebruikt voor warm tapwater in bijvoorbeeld de keukens en voor de schoonmaak.

Warmte-koudeopslag (GJ)

Warmte-koudeopslag

WKO-systemen worden doorgaans gebruikt voor grote gebouwen en nog maar weinig toegepast bij woningen. Dit heeft onder meer te maken met de initiële investeringskosten, een minimaal vereist aantal aan te sluiten huishoudens en het ontbreken van een centrale regierol van bijvoorbeeld de gemeente.

Warmte-koude zet de universiteit primair in voor verwarming en koeling van de onderwijsgebouwen. Een klein aandeel gaat naar warm tapwater in bijvoorbeeld keukens en voor schoonmaakdoeleinden.

CO2 uitstoot (kg)

CO2-uitstoot

Gemiddeld is de CO2-voetafdruk van een Nederlands huishouden zo’n 7.500 kilogram, inclusief vervoer (Bron: Milieu Centraal). Deze weergave van de CO2-uitstoot laat de milieu impact van de nutsvoorzieningen zien. Zaken als transport en afval koelmiddelen zijn dus niet meegenomen in deze grafiek.

De universiteit compenseert haar CO2-voetafdruk met de inkoop van groen opgewekte elektriciteit (Hollandse windmolens) en de aankoop van emissierechten.

Water (m3)

Water

Gemiddeld gebruikt een persoon zo’n 46 m3 water per jaar. Een derde van het water gaat op aan douchen en baden. De rest aan wassen, toilet en koken.

Het watergebruik van de Universiteit Leiden word met name bepaald door de studenten en medewerkers als drinkwater en voor toiletgebruik. Een deel van het gebruik is het gevolg van gebouwinstallaties zoals CV ketels en WKO systemen.
Energielabel

Een energielabel laat zien hoe energiezuinig een gebouw is. Een klasse A label is daarbij de hoogste score en een klasse G de laagste. Het label wordt vastgesteld op basis van de energieprestatie van de installaties voor het verwarmen, koelen, ventileren en verlichten in een gebouw. We spreken dan van het gebouwgebonden verbruik. Alle apparatuur met een stekker in het stopcontact zoals computers, beamers en koffiezetapparaten vallen hier niet onder. Dit wordt het gebruikergebonden verbruik genoemd.

Het energielabel bestaat uit drie categorieën; de BENG 1, BENG 2 en BENG 3. (Bijna Energie Neutral Gebouw).

  • De BENG 1 betreft de energiebehoefte van een gebouw voor het verwarmen en koelen, inclusief eigen duurzaam opgewekte energie. Het verlies aan energie gedurende transport of conversie (primaire energie) wordt niet meegerekend.
  • De primaire energie wordt ook wel de BENG 2 genoemd. We spreken van primaire energie wanneer de verliezen van energie tijdens transport en conversie mee worden genomen in de berekening van het energieverbruik. Omdat bij de opwek van elektra door zonnepanelen of Warmte en Koude uit een WKO-systeem nauwelijks sprake is van een verlies, worden alleen fossiele energiebronnen meegerekend.
  • De BENG 3 is het percentage duurzame opwek ten aanzien van de primaire energie en het duurzaam opgewekte energiegebruik.
BREEAM-NL

BREEAM-NL is een certificeringsmethode voor een duurzaam gebouwde omgeving. Met deze methode beoordeelt de universiteit de integrale duurzaamheid van haar projecten.

BREEAM-NL heeft vier keurmerken. Voor nieuwbouwprojecten is er BREEAM-NL Nieuwbouw. Bestaande gebouwen worden beoordeeld met In-Use, sloopprojecten met Sloop en Demontage en complete gebieden met BREEAM-NL Gebied. De Universiteit Leiden maakt op dit moment alleen gebruik van BREEAM Nieuwbouw. Daarnaast is in 2017 een grote inventarisatie geweest van de In-Use condities van de gebouwen, welke hieronder worden gerepresenteerd.

Gebouwoppervlak

De Universiteit Leiden kiest er voor om het energiegebruik af te zetten tegen het netto vloeroppervlak. De NVO is de netto vloeroppervlakte van een gebouw of ruimte, gemeten op vloerniveau en tussen de bouwmuren. Met "netto" wordt ook bedoeld dat de vloeroppervlakten van "niet goed bruikbare" delen niet worden meegerekend. Binnen de Dutch Green Building Council (DGBC) wordt gebruik gemaakt van het gebruikersoppervlak (GO). Dit betekent dat er een kleine afwijking bestaat tussen de meetmethode van de universiteit en de DGBC.

Bouwjaar

Het bouwjaar is veelal bepalend voor de mate waarop een gebouw is geïsoleerd en gebruik maakt van energiezuinige installaties. Het verduurzamen van een gebouw betekent dan ook bijna altijd het beter isoleren van de schil en/of het vervangen van de technische installaties. Verduurzaming van een gebouw vindt plaats op zogeheten ‘natuurlijke momenten’, wanneer (een deel van) het gebouw aan het eind van de levenscyclus is en dus vernieuwd moet worden. Deze momenten zijn van belang voor het halen van de klimaatdoelstellingen. De universiteit investeert de komende jaren veel in de vernieuwing en renovatie van haar gebouwen. Dat biedt goede kansen voor het terugdringen van de CO2-uitstoot.

Onderstaande grafieken geven een totaalbeeld van het energie- en watergebruik over jaren, maanden en weken. De groene lijn representeert het huidige energieverbruik per vierkante meter netto vloeroppervlak, de zwarte lijn betreft de doelstelling voor 2050 (70 kWh/m2 NVO -jaar).
Elektriciteit

Een Nederlands huishouden verbruikt gemiddeld zo’n 2.730 kWh elektriciteit per jaar (Bron: Nibud). Deze elektriciteit gaat voornamelijk naar huishoudelijke apparaten, zoals vaatwassers, wasmachines, koelkasten, computers en beeldschermen. Het elektriciteitsverbruik van de universiteit is op te delen in twee groepen.

  • Het elektriciteitsgebruik van studenten en medewerkers voor onderzoeks- en onderwijsdoeleinden zoals computers en beamers, maar ook ondersteunende apparaten, zoals koffieautomaten (gebruikergebonden verbruik).
  • Het elektriciteitsgebruik voor de huisvesting, oftewel installaties die nodig zijn om een gebouw draaiende te houden. Denk daarbij aan luchtbehandeling systemen, airco’s of elektriciteit voor installaties, zoals liften en verlichting (gebouwgebonden verbruik).

kWh finaal totaal

kWh finaal - m2 / NVO

kWh totaal

kWh - m2 / NVO

m3 totaal

m3 - m2 / NVO

GJ - m2 / NVO

GJ totaal

GJ - m2 / NVO

GJ totaal

m3 totaal

m3 - m2 / NVO

Kg totaal

Kg - m2 / NVO